Vandaag was ik te gast op het ‘Digitaal Dommeldal Congres’ in Geldrop (Nederland). De bibliotheek aldaar vierde het 60-jarig bestaan niet met een terugblik op het, vermoedelijk erg rijke, verleden maar met een blik in de toekomst. Een lovenswaardig initiatief, vooral als je ook je collega’s laat meegenieten. Alleen jammer dat het enkel aan ondergetekende te danken was dat ‘Internationaal’ aan de titel kon worden toegevoegd. Het programma bood voldoende smakelijke brokken om ook de Vlaamse bibliothecarissen te kunnen boeien.
Waar Hans van Driel van de Tilburgse universiteit het in zijn openingsrede over de postmoderne bibliotheek nog eerder beschouwelijk hield, werd daarna de weg vrijgemaakt voor de (sommige iets minder) concrete digitale producten waarmee de bibliotheek van de toekomst zich moet waarmaken. Vaak prachtige realisaties maar… toch telkens met een zweem van herkenning, van ‘dit heb ik eerder al eens ergens gezien/gehoord’. Want dat is de grote conclusie van deze congresdag: in Nederland en Vlaanderen wordt op ditzelfde moment tijd, geld en energie gestoken in de ontwikkeling van (nagenoeg) identieke producten. Wanneer dit gebeurt door privé-ondernemingen is daar best mee te leven; de vrije mededinging en nadien de leukere prijszetting. Maar wanneer de inspanning geleverd wordt door overheids- of door de overheid gesteunde instellingen, heb ik grotere bezwaren. Waarom wordt niet eens over het muurtje gegluurd om te kijken waar de buren mee bezig zijn? Waarom steken al die knappe koppen in Vlaanderen en Nederland de hoofden niet meer bij elkaar tot meerdere eer en glorie van portemonnee en bibliotheek?